Gerechtshof Amsterdam 18 november 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4778.
Het hoger beroep in deze zaak betreft in de kern de vraag of Heineken zich als pandhouder kan verhalen op de executieopbrengst voor haar boedelvordering ex artikel 39 Faillissementswet.
De rechtsstrijd spitst zich toe op volgende geschilpunten:
– de reikwijdte van het (bezitloos) pandrecht: valt de boedelvordering van Heineken onder het pandrecht?
– de bevoegdheid van de curator op grond van art. 57 lid 3 Fw waar het gaat om verhaal door de pandhouder voor een boedelvordering en de reikwijdte van het bodemvoorrecht van de fiscus in een dergelijk geval.
Reikwijdte van het pandrecht
Het hof legt de pandakte uit. De verpanding heeft plaatsgevonden “tot richtige voldoening van al hetgeen de brouwerij en/of haar dochtervennootschappen op heden van de ondernemer te vorderen heeft en/of te enigertijd te vorderen mocht krijgen uit hoofde van geleende gelden, geleverde dranken, verhuur en/of uit welken anderen hoofde dan ook”. Dit ziet uitdrukkelijk (ook) op vorderingen van Heineken als verhuurder. De tekst bevat geen aanknopingspunten voor de lezing van de curator, dat de verpanding niet strekt tot zekerheid voor vorderingen die na faillissement uit de huurverhouding zijn ontstaan. De curator heeft geen concrete feiten en omstandigheden gesteld die – met toepassing van de Haviltexmaatstaf – steun bieden aan deze uitleg. Omtrent concrete onderhandelingen over de bepaling is niets gebleken; het betreft hier (kennelijk) een, door Heineken in dergelijke situaties vaker gebruikte, standaardtekst die LEF (kennelijk) zonder meer heeft geaccepteerd. Het standpunt van Heineken sluit bovendien het meest aan bij de gewone betekenis tussen (de zakelijke contractspartijen) LEF en Heineken van de gebruikte bewoordingen.
Tegen deze achtergrond is het hof van oordeel dat de verpanding mede is gevestigd voor de (toekomstige) boedelvordering ex art. 39 Fw en dat Heineken zich voor deze boedelvordering op de executieopbrengst kan verhalen. Het gaat om een vordering die rechtstreeks voortvloeit uit de voor het faillissement reeds bestaande huurovereenkomst met LEF, met als bijzonderheid dat deze vordering door de werking van art. 39 Fw een boedelvordering is. Het betoog van de curator dat het fixatiebeginsel hieraan in de weg staat, gaat niet op.
Reikwijdte bodemvoorrecht
De regeling van art. 57 lid 3 Fw heeft tot doel te voorkomen dat faillissementscrediteuren wier vordering is bevoorrecht boven (in dit geval) pandrecht deze voorrang als gevolg van het faillissement niet geldend kunnen maken tegen de pandhouder die zijn recht uitoefent overeenkomstig art. 57 lid 1 Fw. De curator maakt de rechten van deze faillissementscrediteuren geldend ten behoeve van de boedel. Deze regeling betreft aldus verhaal door en voor faillissementscrediteuren. Naar het oordeel van het hof moet deze regeling in casu buiten toepassing blijven. Een boedelcrediteur kan zich op de goederen van de failliet verhalen zonder rekening te houden met het faillissement. De curator kan niet met een beroep op regels van het faillissementsrecht verhinderen dat Heineken de boedelvordering ex art. 39 Fw uitwint en kan daartoe ook niet een voorrecht van een faillissementscrediteur geldend maken. Het bodemvoorrecht van de fiscus betreft in dit geval immers uitsluitend faillissementsvorderingen en deze vorderingen concurreren niet met de boedelvordering van Heineken.
Deze uitkomst strookt naar oordeel van het hof met de aan art. 39 Fw ten grondslag liggende belangenafweging en met het stelsel van de faillissementswet. De ‘verheffing’ van de huurvordering vanaf faillissementsdatum tot boedelvordering brengt mee dat Heineken als verhuurder niet hoeft te gedogen dat verhaal voor haar boedelvordering wordt verhinderd met een beroep op een (pre)faillissementsvordering, ook niet als deze vordering in geval van concursus tussen twee (pre)faillissementsvorderingen hoger zou zijn bevoorrecht. Een andere uitkomst valt niet te rijmen met de in art. 39 Fw vastgelegde belangenafweging, waarbij het fixatiebeginsel voor de na faillissement ontstane huurvordering niet geldt.
Vragen over pandrecht, boedelvorderingen of anderszins faillissementsrechtelijke perikelen? Neemt u gerust contact met ons op.