Indien een vordering in rechte wordt ingesteld, wordt daarbij in de regel gevraagd om het te wijzen vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dat houdt in dat het vonnis ten uitvoer gelegd kan worden, ook al wordt er hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak. De gedachte is dat als hoofdregel een door de rechter toegewezen vordering ten uitvoer gelegd moet kunnen worden, ook als dat vonnis nog niet onherroepelijk is. Toch kunnen er redenen zijn om tegen dergelijke tenuitvoerlegging verweer te voeren en deze trachten te schorsen. De processuele mogelijkheden daartoe zijn evenwel beperkt. De Hoge Raad heeft zich recentelijk daarover nog eens uitgelaten.
Beoordeeld is welke maatstaf de rechter moet hanteren bij de beoordeling van een vordering of verzoek om de tenuitvoerlegging te schorsen van een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraak. Daarbij is ook de vraag of de rechter die in kort geding oordeelt over een vordering ex art. 438 lid 2 Rv, dezelfde maatstaf moet hanteren als de rechter die in hoger beroep oordeelt over een incidentele vordering of een incidenteel verzoek (art. 351 Rv of art. 360 lid 2 Rv). Een interessante kwestie omdat het tenuitvoerleggen van een vonnis dat nog niet onherroepelijk is vergaande en soms niet terug te draaien gevolgen kan hebben. Bovendien kan anderzijds in hoger beroep het vonnis alsnog worden vernietigd, waardoor de executie achteraf bezien onrechtmatig was.
De Hoge Raad komt tot de slotsom dat er onvoldoende grond is om uiteenlopende maatstaven te hanteren voor enerzijds de rechter die in hoger beroep in een incident moet oordelen over een vordering of verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging en anderzijds de rechter in kort geding die in gevallen waarin een rechtsmiddel is ingesteld of nog openstaat, over een dergelijke vordering heeft te oordelen.
Ook verduidelijkt de Hoge Raad de maatstaven die in eerdere uitspraken zijn gegeven.
a. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan of bij deze uitvoerbaarheid zonder dat daaraan de voorwaarde van zekerheidstelling wordt verbonden.
b. Bij de toepassing van de onder a genoemde maatstaf in een incident of in kort geding moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
c. Indien de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser of verzoeker, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering of verzoek feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
d. Het voorgaande geldt in de volgende gevallen:
i. in een incident tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad;
i. in een incident tot zekerheidstelling;
ii. in een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging;
iii. in een kort geding tot schorsing van de tenuitvoerlegging indien tegen de ten uitvoer te leggen uitspraak een rechtsmiddel is of nog kan worden ingesteld.
e. In een kort geding over de tenuitvoerlegging van een uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan, geldt dat de schorsing alleen kan worden uitgesproken indien de (verdere) tenuitvoerlegging misbruik van bevoegdheid zou opleveren.
Voor de gehele uitspraak:
Vragen of advies nodig? Neem contact met ons op.