Op grond van artikel 1 Faillissementswet wordt de schuldenaar, die in de toestand verkeert opgehouden hebben te betalen, bij rechterlijk vonnis in staat van faillissement verklaard. Vereist is voorts dat er meerdere schuldeisers zijn (dus meer dan alleen een aanvrager van het faillissement).
Er is nog wel eens discussie over de vraag wanneer er sprake is van een dergelijke situatie; er zullen immers meer ondernemingen zijn die zichzelf niet als (technisch) failliet beschouwen, doch naar verwachting niet alle, op dit moment openstaande schulden direct en volledig kunnen voldoen.
Nuance is daarin mogelijk en naar mijn mening ook nodig.
Het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch bepaalde op 22 juni 2017 (ECLI:NL:GHSHE:2017:2839):
X erkent de vordering van Y. Hierdoor meent het hof dat de vordering van de Y (summierlijk) aannemelijk is. Daarnaast erkent X de aanwezigheid van een steunvordering. Hierdoor acht het hof acht ook de pluraliteit van schuldeisers (summierlijk) aannemelijk. Anders ligt dit ten aanzien van de vraag of X nu (nog immer) verkeert in de toestand te hebben opgehouden te betalen. Vast staat immers dat X met de aanvrager van haar faillissement een (nieuwe) betalingsregeling heeft weten te treffen waarop Y te kennen heeft gegeven in te stemmen met een vernietiging van het faillissement. Daarbij komt dat de enige overig bekend geworden schuldeiser tijdens de mondelinge behandeling eveneens kenbaar heeft gemaakt met een vernietiging van het faillissement in te stemmen. Verder geeft X in hoger beroep nadrukkelijk aan het salaris van de curator voor haar rekening te zullen nemen. Hierop heeft de curator op zijn beurt kenbaar gemaakt erop te vertrouwen dat hij hieromtrent op korte termijn betalingsafspraken met X zal kunnen maken welke afspraken door laatstgenoemde ook nagekomen zullen (kunnen) worden. Het hof constateert hierdoor dat de vordering van de aanvrager van het faillissement conform de overeengekomen betalingsregelingen binnen afzienbare tijd kan worden voldaan en er daarnaast geen steunvorderingen zijn welke thans reeds opeisbaar zijn. Het hof leidt hieruit af dat X derhalve niet (langer) verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
Heeft u te maken met een dergelijke (dreigende) faillissementssituatie? Neemt u contact met ons op, dan kunnen wij u van het juiste advies voorzien.