De rechter kan aan diegene die is veroordeeld wegens een strafbaar feit de verplichting opleggen tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zijnde de ontnemingsmaatregel. De ontnemingsmaatregel is bedoeld om de pleger van een strafbaar feit terug te brengen in de financiële positie die de pleger zou hebben gehad indien het strafbare feit niet zou zijn gepleegd. Men mag financieel niet beter worden van het plegen van een strafbaar feit. Doch men behoeft er evenmin slechter van te worden, hetgeen in de praktijk nog wel eens de consequente van deze maatregel lijkt.
Voor de oplegging van de ontnemingsmaatregel is het niet noodzakelijk dat het bewezenverklaarde strafbare feit ook daadwerkelijk financieel voordeel opleverde. Uit het tweede lid van artikel 36e Wetboek van Strafrecht volgt dat de ontnemingsmaatregel kan worden opgelegd aan de in het eerste lid bedoelde persoon die voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van het daar bedoelde strafbare feit of andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan. Dit kan ertoe leiden dat de veroordeelde voordeel moet terugbetalen aan de Staat terzake een ander strafbaar feit (dan waarvoor hij is veroordeeld), indien het voldoende aannemelijk is dat hij het feit heeft begaan en dat daarmee financieel voordeel is behaald.
De hoogte van de ontnemingsvordering wordt door het Openbaar Ministerie vastgesteld aan de hand van standaardberekeningen in het BOOM-rapport. De opbrengsten worden berekend aan de hand van het aantal oogsten, het aantal planten, de opbrengst hennep in grammen en de opbrengst van het hennep in geld. Daarop worden vervolgens de kosten die direct in relatie staan met de hennepplantage, zoals de kostprijs per stek, de voedingskosten en stroom, in mindering gebracht. Deze berekening kan zeer nadelig uitvallen voor cliënten. Ik zal dat toelichten aan de hand van een voorbeeld uit de praktijk.
De ontnemingsvordering wordt veelal ingesteld door het Openbaar Ministerie bij de verdenking van het telen van hennep. Zo overkwam ook cliënt X. De politie was bij cliënt X binnengevallen en trof daar een in werking zijnde hennepplantage aan met 95 planten. Client X heeft vervolgens – zonder daaraan voorafgaand een advocaat te hebben gesproken – aan de politie verklaard dat hij één eerdere kweek had gehad van 200 planten, maar dat deze kweek was mislukt en dat zijn opbrengst daardoor beperkt was gebleven tot € 2.000,-. Het Openbaar Ministerie volgde cliënt doch louter tot zover hij verklaarde één eerdere kweek te hebben gehad van 200 planten en nam dat aantal als uitgangspunt om het volgens haar door cliënt wederrechtelijk verkregen voordeel te berekenen. In het BOOM-rapport wordt uitgegaan van 15 planten per m2 waarbij de opbrengst per plant 28,2 gram bedraagt. De prijs per gram bedraagt € 3,28. Het aantal planten werd vermenigvuldigd met het aantal gram per plant en dat vervolgens met de prijs per gram (= 200 x 28,2 gram X € 3,28 = € 18.499,20. Hierop werden de door het Openbaar Ministerie berekende kosten in mindering gebracht, waarna een bedrag resteerde ad € 16.000,-. Dit bedrag werd vervolgens van cliënt teruggevorderd.
In de lijn der verwachting werd cliënt X veroordeeld voor het telen van hennep en kreeg daarvoor een taakstraf opgelegd. De politierechter diende vervolgens te oordelen over de ontnemingsvordering ad € 16.000,-. Ter zitting is door de verdediging aangevoerd dat cliënt X diende te worden geloofd in zijn verklaring omtrent zijn mislukte oogst waardoor hij slechts een opbrengst had gehad van € 2.000,-. De verklaring van cliënt werd ondersteund door de feiten en omstandigheden waaronder de hennepplantage was aangetroffen, als gevolg waarvan cliënt de tweede keer de helft minder planten was gaan kweken om zijn opbrengst te verhogen. De politierechter ging hier echter niet in mee.
Ik heb vervolgens namens cliënt X hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft de ontnemingsvordering vervolgens wel vastgesteld op € 2.000,-. Het Hof nam daarbij in aanmerking hetgeen het dossier behelsde omtrent de hennepplantage zoals deze was aangetroffen en hetgeen cliënt X had verklaard omtrent de hennepplantage. Terecht.
Een ander voorbeeld aangaande een ontnemingsvordering, gebaseerd op het BOOM rapport, speelt in een zaak die ons kantoor in behandeling heeft en op dit moment dient bij de Hoge Raad. Er is cassatie ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof waarin een ontnemingsvordering is toegewezen. Het aangevoerde middel ziet erop dat het Hof ten onrechte en ongemotiveerd voorbij is gegaan aan het door de verdediging gevoerde, gemotiveerde verweer waarom de aannames op grond van het BOOM rapport niet behoren te worden gevolgd. De advocaat generaal heeft in die zaak inmiddels geconcludeerd tot terug verwijzing naar het Hof; het middel slaagt dus. Het Hof had inhoudelijk moeten ingaan op het gemotiveerde verweer van de verdediging en mag niet volstaan met louter verwijzing naar het BOOM rapport en de op basis daarvan gemaakt berekening. Het is nu wachten op de uitspraak van de Hoge Raad.
Tot slot is er een voorbeeld uit onze praktijk waarin in hoger beroep een op dezelfde wijze door het OM onderbouwde ontnemingsvordering door het Hof volledig werd afgewezen, omdat door de verdediging de aannemelijkheid van het begaan van een (ander) feit en van het verkregen voordeel voldoende kon worden weerlegd.
De berekening op grond van het BOOM-rapport kan zeer nadelig uitvallen voor cliënten. Er wordt uitgegaan van een standaardberekening waarna je als verdachte alle zeilen dient bij te zetten dit te keren. Maar mogelijk is het wel. Zoals blijkt uit voorgaand voorbeeld uit de praktijk, is het van groot belang dat wanneer u wordt geconfronteerd met een ontnemingsvordering dat u zich laat bijstaan door een advocaat. Ons kantoor heeft voldoende expertise in huis om u hierbij van dienst te kunnen zijn. Ziet u zich geconfronteerd met een ontnemingsvordering, neem dan contact met ons op. Wij staan u alsdan graag bij.
oktober 2015