Officier van Justitie (OvJ):
“meneer A heeft het hem opgelegde huisverbod overtreden. Hij mocht op geen enkele wijze contact opnemen met mevrouw B. Dat heeft hij wel gedaan door haar te bellen en te sms-en. Er is meer dan voldoende bewijs. Het is een strafbaar feit. Meneer moet daarvoor gestraft worden.”
Rechter:
“klopt dat, meneer A?”
Verdachte:
“ik wist niet dat ook dat niet mocht. Sorry. Ik zal het nooit meer doen.”
Rechter:
“Dan geef ik nu het woord aan de advocaat”
Advocaat:
“Dank u.
Mij valt op dat de plaats die in de tenlastelegging wordt genoemd, als zijnde de plaats waar het huisverbod zou zijn overtreden, niet de plaats is van waaruit mijn cliënt heeft gebeld. Dat maakt dat de tenlastelegging als zodanig niet bewezen kan worden.”
OvJ:
“Tja…
Ik zie nu dat de plaats die in de tenlastelegging is genoemd, de plaats is waar het slachtoffer op dat moment was. Dat is niet goed…”
Rechter:
“Meneer A, is spreek u vrij.”
Verdachte:
“Dank u!
Ik zal het nooit meer doen (…)”