Onder de Wet werk en zekerheid wijst de rechter een ontslagaanvraag meer dan twee keer zo vaak af als voorheen. Dat blijkt uit een evaluatie van de Wwz. Volgens meer dan 90 procent van de ondervraagden is het niet gelukt het ontslagrecht te vereenvoudigen, noch de rechtspositie van flexwerkers te verbeteren en de doorstroom van flexwerk naar vaste banen te bevorderen.
In een enquête geven meer dan duizend arbeidsrechtjuristen en andere deskundigen aan dat van de dertien doelstellingen van de wet, er slechts twee behaald zijn. Zo is de rechtsgelijkheid bij ontslag toegenomen en is het gelukt de ontslagvergoedingen te verlagen. Maar volgens meer dan 90 procent van de ondervraagden is het niet gelukt het ontslagrecht te vereenvoudigen, noch de rechtspositie van flexwerkers te verbeteren en de doorstroom van flexwerk naar vaste banen te bevorderen.
De evaluatie, uitgevoerd door arbeidsrechtjuristen van de Vereniging van Arbeidsrecht Advocaten Nederland (VAAN) en de Vereniging voor Arbeidsrecht (VvA), wordt op 30 juni 2016 in Rotterdam gepresenteerd. Uit het onderzoek blijkt dat het aantal afwijzingen meer dan verdubbeld is, van 15 procent naar 38 procent. Bij sommige rechtbanken is het aantal afwijzingen zelfs bijna vier keer zo hoog. De onderzoekers keken daarvoor naar gepubliceerde en niet-gepubliceerde rechterlijke uitspraken in ontslagzaken. Wel schikken werkgevers en werknemers hun ontslagzaken vaker onderling dan voor de invoering van de wet.
In de enquête, onderdeel van de evaluatie, geeft bijna 90 procent van de ruim duizend ondervraagde juristen en andere deskundigen aan dat ontslag inderdaad moeilijker is geworden. Zij wijzen op de aangescherpte wettelijke ontslaggronden, zoals niet-functioneren of een verstoorde arbeidsrelatie. Het oude regime kende de mogelijkheid om ontslaggronden te combineren, maar dat mag nu niet meer. Werkgevers mogen nu nog slechts één grond aanvoeren, en moeten daar ook het bewijs voor leveren, in de vorm van bijvoorbeeld verslagen van functioneringsgesprekken. Daardoor is het voor rechters moeilijker geworden om een ontslagaanvraag van de werkgever toe te kennen. De meeste juristen pleiten er in de enquête voor dat de ontslaggronden verruimd worden.
Volgens de onderzoekers is minister Asscher er niet in geslaagd om flexibele arbeid minder flexibel te maken en vast werk minder vast. Dat was wel het belangrijkste doel van de nieuwe ontslagwet.
Uit het onderzoek blijkt dat de ontslagvergoedingen zijn gedaald sinds de invoering van de Wet werk en zekerheid. Gemiddeld kent de kantonrechter een transitievergoeding toe van 0,4 maandsalarissen per gewerkt dienstjaar. Het gaat dan om een bedrag van iets meer dan 19.000 euro. Dat is iets hoger dan wettelijk verplicht, maar meer dan gehalveerd in vergelijking met de oude kantonrechtersformule.
In één op de vijf ontslagtoewijzingen komt daar nog een extra, billijke vergoeding bovenop, omdat de werkgever in die gevallen ‘ernstig verwijtbaar’ is geweest. Die billijke vergoeding is gemiddeld 1,02 maandsalaris per gewerkt jaar. Dat bedrag is opgeteld met de tran-sitievergoeding net zo hoog als het bedrag dat de rechter voorheen zou toekennen bij verwijtbaar handelen van de werkgever. Omdat de regels voor zo’n extra vergoeding zijn aangescherpt, wordt die minder vaak toegekend.
Bron: www.sconline.nl, 30 juni 2016