Op 22 november 2019 liet de Hoge Raad zich uit over een kwestie aangaande verpanding van vorderingen. Wat moet in de pandakte staan? Is er een lijst nodig met vermelding van de vorderingen die verpand zijn? Hoe zat het ook alweer?
Bij uitleg van de pandakte komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 16 mei 2003, «JOR» 2003/184 (De Liser de Morsain/Rabobank); red.). Een van die uitleg te onderscheiden en zelfstandig te beoordelen vraag is of is voldaan aan het uit art. 3:84 lid 2 in verbinding met art. 3:98 BW voortvloeiende vereiste dat de pandakte ten tijde van de verpanding de te verpanden vordering in voldoende mate bepaalt. Aan dit bepaaldheidsvereiste is volgens vaste rechtspraak voldaan als de pandakte zodanige gegevens bevat dat, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan worden vastgesteld om welke vordering het gaat. De Hoge Raad overweegt in voornoemde uitspraak dat de wijze waarop het hof heeft onderzocht of aan het bepaaldheidsvereiste is voldaan, geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. Met de overweging dat bij verpanding met behulp van een lijst waarop de te verpanden vorderingen expliciet zijn vermeld, die lijst leidend is, lijkt het hof bij zijn oordeel of is voldaan aan het bepaaldheidsvereiste een maatstaf te hanteren die door zijn absolute karakter strenger is dan hiervoor is vermeld. Uit de daaropvolgende overweging dat de pandakte geen gegevens bevat aan de hand waarvan achteraf kan worden vastgesteld dat daarbij ook de vordering in kwestie is verpand, blijkt echter dat het hof van de juiste maatstaf is uitgegaan. Bij de toetsing aan het bepaaldheidsvereiste is het hof terecht voorbijgegaan aan de stelling dat de partijen bij de pandakte hebben beoogd met die akte ook de desbetreffende vordering te verpanden en daarover als getuige kunnen verklaren. De bedoeling van de partijen bij de pandakte is immers voor de beoordeling of is voldaan aan het bepaaldheidsvereiste niet relevant, voor zover die bedoeling niet aan de hand van gegevens in de akte zelf, eventueel achteraf, kan worden vastgesteld. Heeft u vragen over pandrechten? Op zaken of op vorderingen? Of over andere mogelijkheden van het doen vestigen van zekerheden om nakoming van (betalings)verplichtingen zoveel mogelijk zeker te stellen? Zoals bijvoorbeeld (verlengd) eigendomsvoorbehoud, recht van reclame, retentierechten. Of wat uw positie is of kan zijn indien uw debiteur in staat van faillissement verkeert en u zich met de curator moet verstaan? Neem dan contact met ons op. Wij hebben de voor u noodzakelijke expertise in huis. |