Sinds 1 juli 2015, na inwerkingtreding van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ), is buitengerechtelijke vernietiging van een ontslag op staande voet onmogelijk. Voorheen kon dat wel: de vernietiging was een feit nadat deze bij brief was ingeroepen. Daarna moest over de rechtsgeldigheid van die vernietiging wel geprocedeerd worden, maar vernietigd was er. Artikel 7:686a lid 4 Burgerlijk Wetboek (BW) noemt evenwel een vervaltermijn van 2 maanden waarbinnen een verzoekschrift bij de kantonrechter moet worden ingediend om een ontslag op staande voet aan te vechten, ofwel door vernietiging daarvan, wedertewerkstelling en doorbetaling van loon ofwel door het vorderen van een (billijke) vergoeding. Hetzelfde geldt indien een werkgever bij een ontslag op staande voet van werknemer een vergoeding wil vorderen vanwege de onregelmatigheid van de opzegging (het niet in acht nemen van de opzegtermijn).
Een voorbeeld hoe strikt deze regel wordt toegepast en hoe hard de consequentie kan zijn:
Rechtbank Noord-Nederland 8 maart 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:828
Werknemer is op staande voet ontslagen. De gemachtigde van de werknemer roept bij brief de nietigheid in; derhalve buitengerechtelijk.
De kantonrechter overweegt dat ingevolge artikel 7:681 lid 1 BW (zoals dit reeds sinds 1 juli 2015 luidt) een werknemer een in zijn visie niet rechtsgeldige opzegging van de arbeidsovereenkomst niet zelf, buitengerechtelijk, kan vernietigen. De desbetreffende werknemer dient zich tot de kantonrechter te wenden met een verzoek om de opzegging te vernietigen (of aan hem een billijke vergoeding toe te kennen).
“5.3. Artikel 7:686a lid 4 onder a BW bepaalt voorts dat de bevoegdheid om een dergelijk verzoek bij de kantonrechter in te dienen vervalt twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. Dit is een – gelet op het belang van de rechtszekerheid dat speelt bij vervaltermijnen – strikte, dwingendrechtelijke termijn, die anders dan bij een verjaringstermijn, niet kan worden gestuit, geschorst of verlengd. Door het verstrijken van de vervaltermijn gaat niet alleen de rechtsvordering teniet, maar ook het recht zelf. Gezien het belang van deze bepaling wordt door de kantonrechter ambtshalve bezien of van een zodanig verval sprake is. Voor de onderhavige zaak betekent voornoemde bepaling dat de vervaltermijn is gaan lopen de dag nadat de arbeidsovereenkomst door de werkgever is beëindigd, derhalve op 9 december 2016 en dat die vervaltermijn is geëindigd op 9 februari 2017.
5.4. Uit het bovenstaande volgt dat hetgeen tijdens de mondelinge behandeling door (de gemachtigde van) [eiseres] is aangevoerd naar aanleiding van de vragen van de kantonrechter ter zake, haar niet kan baten. Het ontslag op staande voet is niet rechtsgeldig vernietigd door de brief van 16 december 2016 omdat een buitengerechtelijke vernietiging sedert 1 juli 2015 niet langer mogelijk is. Evenmin kan in het onderhavige verzoek tot loondoorbetaling impliciet een verzoek tot vernietiging van het ontslag worden gelezen, nu de vordering slechts ziet op betaling van loon en in het verzoek de (onmogelijke) buitengerechtelijke vernietiging als motivering van die vordering wordt aangevoerd. Evenmin is er ruimte voor aanvulling van het verzoek ter zitting met een verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet in rechte omdat het daarvoor, gezien de vervaltermijn, simpelweg te laat is.
5.5. Het recht van de werkneemster om de in haar ogen niet geldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan te tasten is derhalve tenietgegaan. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 8 december 2016 definitief is geëindigd en dat de werkneemster met toepassing van artikel 7:686a lid 4, onderdeel a BW niet-ontvankelijk is in haar verzoek.”
Kortom: het is in arbeidszaken van belang snel te schakelen en gewenste actie te ondernemen. Het is nu zelfs nog belangrijker om ook snel te beslissen of en zo ja welke rechtsmaatregelen getroffen moeten worden. Vragen over geschillen met uw werkgever of werknemer? Belt u ons.