Op 10 december 2020 deed de Rechtbank Rotterdam een opvallende uitspraak.
Ingevolge artikel 6 Faillissementswet wordt de faillietverklaring uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar verkeert in een toestand dat hij heeft opgehouden te betalen en, als een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze. Bovendien moet er sprake zijn van meerdere crediteuren.
De rechtbank stelde in deze zaak vast dat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van verzoekster. Verder stelt de rechtbank vast dat summierlijk is gebleken van steunvorderingen, zelfs aanzienlijk in omvang.
Toch gaat de Rechtbank niet over tot de faillietverklaring. De Rechtbank overweegt:
De rechtbank acht aannemelijk dat verweerster gelet op de aard van haar onderneming hard getroffen is (en nog steeds wordt) door de gevolgen van de coronapandemie en dat daardoor haar omzet aanzienlijk is gedaald. Hierdoor heeft verweerster betalingsproblemen gekregen. Onder deze omstandigheden, die niet aan verweerster kunnen worden toegerekend, mag van verzoekster worden verwacht dat zij instemt met een betalingsregeling die passend is bij de huidige economische situatie. Het voorstel van verweerster om de vordering van verzoekster voorlopig met € 1.000,– per maand verder in te lopen acht de rechtbank dan ook niet onredelijk, in aanmerking genomen dat verweerster concreet zicht heeft op een stijging van haar omzet en ook heeft toegezegd méér te zullen betalen als de omzet dat toelaat. De verwachting van verweerster is dat zij de volledige vordering van verzoekster binnen enkele maanden kan voldoen. De rechtbank acht het in het licht van het voorgaande redelijk te veronderstellen dat verweerster de komende maanden inderdaad in staat zal zijn de volledige vordering van verzoekster te voldoen. Onder de genoemde omstandigheden kan niet worden gesproken van de toestand te hebben opgehouden te betalen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat niet summierlijk is gebleken van het bestaan van feiten of omstandigheden die aantonen dat verweerster in de toestand verkeert dat zij is opgehouden te betalen.
Deze uitspraak toont aan dat de huidige, zeer bijzondere omstandigheden van invloed kunnen zijn op de beslissing of al of niet een faillissement uitgesproken wordt.
Vragen of hulp nodig bij faillissementsrechtelijke perikelen? Neem contact met ons op!