Aanpakken van faillissementsfraude staat hoog op de politieke agenda.
Ook curatoren krijgen steeds meer wettelijke bevoegdheden (en plichten) om faillissementsfraude op te sporen en te melden, zelfs aangifte daarvan te doen.
Probleem blijft evenwel wat het vervolg dan is. Het is dan immers zaak dat Justitie de vervolging verder oppakt. En daar schort het in de praktijk nog steeds aan.
Getuige een recente uitspraak van Hof Den Haag van 13 juli 2018. Het OM had besloten om een verdachte van faillissementsfraude niet verder te vervolgen wegens capaciteitstekort. Daartegen werd beklag ex art 12 Sv ingediend met het verzoek aan het Hof om het OM alsnog te gelasten tot vervolging over te gaan. Tevergeefs. Kennelijk is capaciteitstekort een voldoende reden om terzake geen vervolging te stellen.
Het hof betreurt het dat bij de opportuniteitsafweging van het OM de beschikbare capaciteit kennelijk een belangrijk element is en overweegt dat bij de beleidskeuzes ten aanzien van aangegeven ernstige misdrijven capaciteitsgebrek een weinig overtuigend argument voor niet-vervolgen biedt.
Met klager concludeert het hof dat het besluit, om beklaagde X van deze aangegeven faillissementsfraude wegens capaciteitsproblemen niet te vervolgen, maatschappelijk onbevredigend is en dat de frustratie van de curator, de rechter-commissaris en de FIOD goed te begrijpen is, mede gelet op de evidente weigering van beklaagde X om in deze zaak mee te werken aan het onderzoek van de curator.
De reactie van klager, zoals verwoord tijdens het onderzoek in raadkamer, is hoewel begrijpelijk, echter niet voldoende zwaarwegend om voorbij te gaan aan de afwegingen van de officier van justitie, die kennelijk gedwongen is te selecteren omdat er niet voldoende opsporingscapaciteit beschikbaar is. Deze concrete zaak maakt dat niet anders.
Ons kantoor heeft een gespecialiseerde insolventiepraktijk. Krijgt u te maken met (vermoeden van) faillissementsfraude? Vermoedt u dat bij uw crediteur of wordt u er mogelijk zelf van verdacht? Neem contact met ons op.